De levensgerichte economie

 

Inleiding

Steeds indringender worden de gevolgen van een materieelgerichte economie voelbaar. Het ene milieugerelateerde probleem is ternauwernood onder controle gebracht of het volgende probleem dient zich aan. Gisteren is na veel inspanningen een sociaal probleem opgelost, vandaag wordt een nieuwe misstand ontdekt en morgen zal openbaar worden wat vandaag nog angstvallig wordt verborgen. Het energieverbruik is torenhoog, evenzo de neveneffecten. Bodem, water en lucht zitten op veel plekken vol vergif en onzeker is hoelang en in welke mate dit doorwerkt in de toekomst. In pogingen de negatieve gevolgen van een materialistische economie te beperken, buitelen politici over elkaar heen met wisselende oplossingen, of geen oplossingen, en vliegen burgers elkaar nog net niet in de haren. Zogenaamde duurzame energie blijkt in sommige gevallen helemaal niet zo duurzaam, bijvoorbeeld het gebruik van neodymium magneten in windmolens welke radioactief afval veroorzaken bij de winning. Ook als zogenoemde duurzame energie geen radioactief afval oplevert, is er altijd een nadelige invloed op de omgeving, bijvoorbeeld door overlast voor mensen maar ook voor vogels of vissen. Een hoog energieverbruik heeft altijd een keerzijde.

Het maakt dit alles tot niet veel meer dan symptoombestrijding.

Zolang de economie gericht is op het steeds meer vergaren van goederen, blijft deze economie destructief voor mens, dier en milieu. Aan het vergaren van goederen komt namelijk geen eind. Het einde is daar, wanneer de slang in de eigen staart bijt en zichzelf begint op te eten. Er is altijd een offer dat gebracht moet worden wanneer groei de god van de economie is. Alleen wanneer ‘groei’ van het voetstuk wordt gehaald, wanneer ‘meer’ een weerwoord krijgt en cijfers worden begrepen in de context van de realiteit, ontstaat ruimte voor een andere economie.

 

De levensgerichte economie

In tegenstelling tot een economie waarin materieel bezit een doel op zichzelf is, bepleit ik een economie die levensgericht is. Met levensgericht bedoel ik in de eerste plaats: gericht op datgene wat de centrale actor van een economie – de mens – nodig heeft om te leven. In de tweede plaats bedoel ik met levensgericht: het beste zoeken voor andere mensen, dieren en natuur in de productieketen, daarbij rekening houdend met de eerste betekenis.

Een voorbeeld. Het is wellicht beter voor de natuur om een stuk bos te laten staan in plaats van deze te kappen voor akkerbouw maar als het voorziet in datgene wat de mens nodig heeft om te leven, is het onderdeel van een levensgerichte economie. Het belang van de centrale actor, de mens, prevaleert boven het belang van de natuur. Tegelijkertijd dient de mens wel rekening te houden met de invloed op de natuur. Voedselverspilling dient vermeden te worden om zo weinig mogelijk landbouwgrond te hoeven gebruiken. Optimalisatie van grondgebruik, kennis van gewassen en bodemvruchtbaarheid en waar mogelijk het terug laten groeien van bos zijn allemaal onderdeel van het beste zoeken voor de natuur. Een tweede voorbeeld. Het doden van dieren zodat mensen kunnen leven is ook onderdeel van deze levensgerichte economie. Ook hier geldt dat het belang van de mens prevaleert. Wel dient het dier bij leven met respect behandeld te worden, des te meer omdat het dier het leven geeft voor de mens. Natuurlijk voedsel, ruimte voor natuurlijk gedrag en begripvolle aandacht voor het dier zijn onderdeel van een levensgerichte economie.

Het belang van de mens heeft prioriteit boven het belang van dieren en natuur. Tegelijkertijd moet de mens zoveel als mogelijk handelen in het belang van dieren en natuur. Aangezien mensen altijd de centrale actor zijn in een economie, zij het als koper of werkzaam in de productieketen, dient elk mens als zodanig behandeld te worden. Dat betekent dat de (basale) behoeften van de ene mens niet prevaleren boven de behoeften van de ander. Zowel de koper als de werker die grondstoffen delft, hebben beide evenveel rechten op vervulling van behoeften.

Is de levensgerichte economie ingrijpend anders dan een materieel gerichte economie? Ja en nee. Nee, niet in vorm. De levensgerichte economie is namelijk een markteconomie met kapitaal. Ja, want het accent in de levensgerichte economie is radicaal anders. Producten en productie zijn middelen om te leven, niet doelen op zich. Winst is een middel om te leven in plaats van een eigenstandig doel. Kapitaal is gericht op zowel de eigenaar als op de gemeenschap. Marktwerking is een instrument om in behoeften te voorzien, niet om ongevraagd producten op te dringen. Leven is het hoogste; niet groei. Burgers, bedrijven en overheid hebben elk een verantwoordelijkheid. Burgers kunnen door hun aankopen de vraag op de markt sturen. Bedrijven bepalen hoe, wat en waar wordt geproduceerd. De rol van de overheid is dienend aan de maatschappij. Naast de klassieke veiligheidstaken betekent dit het ondersteunen van mensen om te leven.

 

Kenmerken van de levensgerichte economie

Om de gedachte van de levensgerichte economie praktisch toepasbaar te maken, onderscheid ik zes kenmerken: rechtvaardigheid, een gerichtheid op het vervullen van behoeften, bewust handelen van de mens met kennis van zaken, een manier van denken en handelen met het oog op het geheel – ik noem dat hierna compleetheid -, energiezuinigheid en -efficiëntie en tenslotte de gebruikserfenis van productie en producten.

Rechtvaardigheid

Leven vereist rechtvaardigheid. Onrecht schaadt leven, recht is leven. Daarom wordt in de levensgerichte economie iedereen in de productieketen eerlijk beloond. Mensenrechten worden nageleefd. Arbeidsomstandigheden voldoen aan veiligheids- en gezondheidsnormen, ook in gebieden met minder sterke overheden. Lokale bewoners worden niet van hun grond verdreven, niet in direct verantwoordelijke zin, noch in indirect verantwoordelijke zin, bijvoorbeeld door toeleveranciers. Klokkenluiders mogen luiden. Misstanden worden gehoord. Handelen is vereist voor rechtvaardigheid, geen besluiteloosheid. Rechtvaardigheid gaat verder dan compliance. Het vereist een mentaliteit, de wil om voor de zwakkere op te komen en de sterke tegen te durven spreken. Het geweten mag er zijn. Geen manipulatie. Geen egotripperij. Excuses waar nodig sieren degene die zich vergist heeft.

Burgers kunnen rechtvaardigheid ondersteunen door producten te kopen die geproduceerd zijn met respect voor mens, dier en milieu. Dit kost geld. Gratis en goedkoop staan al snel op gespannen voet met een rechtvaardige productie. Hiervoor heb ik al aangegeven dat in een levensgerichte economie kapitaal ten dienste staat van de gemeenschap. Geld, als dagelijkse vorm van (klein) kapitaal, is daarmee in een levensgerichte economie gericht op zowel de belangen van de koper als de belangen van de gemeenschap.

Bedrijven kunnen rechtvaardigheid ondersteunen door te produceren met respect voor mens, dier en milieu.

Overheden dienen rechtvaardigheid door corruptie te bestrijden en burgers en bedrijven die schade aan anderen toebrengen te corrigeren.

Van speciaal belang is dat overheden en bedrijven klokkenluiders willen horen. Klokkenluiders zijn mensen die door hun geweten gedreven worden, vaak met het oog op de belangen van (een gedeelte van) de maatschappij. Hoe confronterend ook, de waarheid moet gehoord worden. Recht kan namelijk alleen geschieden op basis van de waarheid.

Behoeftegericht

Productie in de levensgerichte economie is gericht op het vervullen van behoeften. Met behoeften bedoel ik: datgene wat men werkelijk nodig heeft om te leven en datgene wat de levenskwaliteit substantieel verhoogd. Wat men werkelijk nodig heeft om te leven, is op basaal niveau voor iedereen hetzelfde: het bekende ‘voedsel, kleding, onderdak’. Ook een bepaalde vorm van levenskwaliteit, zoals gezondheid, beschouw ik als een behoefte voor iedereen. Daarna wordt het al snel persoonlijk. Behoeften verschillen per persoon en zijn ook afhankelijk van de (werkzame) activiteiten die een persoon onderneemt. Het is om die reden aan elk individu om zelf te weten wat de behoeften zijn en te zoeken naar vervulling daarvan. Weten van eigen behoeften vereist introspectie en reflectie. In de levensgerichte economie zijn introspectie en reflectie niet alleen individuele taken maar ook taken van de samenleving. Mensen, bedrijven en overheden dienen de menselijke autonomie te respecteren en individuen te ondersteunen bij het weten en vervullen van behoeften.

Voor burgers kan de behoeftegerichtheid verdeeld worden in twee vragen: “Wat heb ik werkelijk nodig?” en/ of “Wat wil ik werkelijk graag hebben?” Deze tweede vraag zou ook, wat uitgebreider, kunnen luiden: “Geeft dit product mij het gevoel dat mijn leven wordt verrijkt?”

Een voorbeeld. Weinig mensen zullen werkelijk graag een wekker willen hebben. Daarentegen is voor de meeste mensen een wekker onmisbaar. Het kopen van een wekker (en eventueel een tweede wekker plus misschien een reserve-exemplaar) is daarmee behoeftegericht. Een ander voorbeeld. Het kopen van versiering/ decoratie, met als ‘edele’ variant, kunst, is voor niemand werkelijk nodig. Wel kan het iets zijn dat mensen erg graag willen hebben en wat de levenskwaliteit verhoogt. In dat geval is het kopen van decoratie en kunst de vervulling van een behoefte. Wanneer iemand geen interesse heeft in een bepaald voorwerp of er niets bij voelt, heeft de aanschaf geen toegevoegde waarde voor het leven van de potentiële koper.

Voor bedrijven gelden dezelfde vragen, zowel gericht op de koper als op het bedrijf zelf. Eerst de koper: “Wat heeft de koper werkelijk nodig” en/ of “Wat wil de koper werkelijk hebben?” Ook de uitgebreide variant van de tweede vraag kan behulpzaam zijn: “Heeft de koper het gevoel dat een bepaald product het leven werkelijk verrijkt?” Het is niet aan bedrijven om voor de potentiële koper te bepalen wat deze werkelijk nodig heeft of wil hebben. In de levensgerichte economie doen bedrijven niet aan oneigenlijke beïnvloeding van burgers. Integendeel, in de levensgerichte economie ondersteunen bedrijven de potentiële koper bij de behoeftevraag én de vervulling daarvan. Voor bedrijven is het daarbij logischerwijs aantrekkelijk om te investeren in langetermijnrelaties met klanten. Zogenaamd planned obsolescence, geplande veroudering, is nadrukkelijk geen strategie die past bij de levensgerichte economie. Dit betekent voor bepaalde bedrijven en bedrijfstakken dat een koerswijziging noodzakelijk is. Overigens kan het stelselmatig niet toepassen van geplande veroudering de financiële gezondheid van een bedrijf bedreigen. Ook dan is een koerswijziging noodzakelijk. Voor bedrijven zelf geldt ook: “Wat heeft deze onderneming werkelijk nodig?” Goederen en productiemiddelen die het bedrijf zelf nodig heeft, kunnen met deze vraag worden ingekocht, gebruikt en weer worden afgestoten. Impliciet aan deze vraag is: “Wat hebben de werknemers van dit bedrijf nodig?” In een levensgerichte economie zijn ook de behoeften van werknemers belangrijk. Winst en daaraan gekoppeld efficiëntie zijn zaken die elke gezonde onderneming nastreeft maar de realiteit blijkt soms weerbarstig. Wanneer de drang naar efficiëntie bijvoorbeeld ten koste gaat van de sfeer op de werkvloer, zullen verzuim en verloop stijgen wat uiteindelijk nadelig is voor de gezochte efficiëntie en zelfs de winst nadelig kan beïnvloeden. De eerder genoemde introspectie en reflectie zijn evengoed voor bedrijven noodzakelijk. ‘Weten’ is noodzakelijk. Efficiëntie en zorg voor werknemers bestaan alleen dan, wanneer zij werkelijkheid zijn. Werkelijk bestaande winst mag niet verbloemd of verdraaid worden.

Overheden behoren de behoeftegerichtheid van de economie te waarborgen. De samenleving dient beschermd te worden tegen manipulatieve invloeden van bedrijven.

Compleetheid

De levensgerichte economie is alomvattend. Zoals een organisme bestaat uit meerdere verbonden onderdelen en één van geheel is, is een levensgerichte economie gericht op alle onderdelen van het productieproces. Evenzo is in een levensgerichte economie oog voor de complexiteit van het geheel, net zoals in een organisme alle onderdelen op complexe wijze samenhangen. Deze complexiteit is een grote uitdaging in de levensgerichte economie, met name voor bedrijven. Ontwerp, productie, winning van grondstoffen, arbeidskrachten, verkoop en levensduur van het product zijn in de levensgerichte economie één geheel. Goede communicatie tussen al deze onderdelen, een doorwrocht plan en solide en doortastend bestuur zijn noodzakelijk voor een duurzaam levensgerichte productie. Burgers, bedrijven en overheid werken samen in de levensgerichte economie.

De rol van burgers binnen deze compleetheid bestaat uit vier onderdelen: koop alleen om behoeften te vervullen; betaal voor producten die levensgericht zijn; gebruik het product zo lang mogelijk; verkoop of ruim het product netjes op wanneer het niet meer nodig of gewenst is. Netjes opruimen is afhankelijk van product en locatie: notenschillen kunnen wellicht goed zijn voor de grond in de tuin maar schillen op de stoep gooien, zou kunnen worden beschouwd als afval op straat gooien; een plastic bakje is pas netjes opgeruimd wanneer het in een afvalbak wordt gedaan. Overigens ben ik van mening dat alle plastic biologisch afbreekbaar zou moeten zijn.

De rol van bedrijven is, zoals aangegeven, veel uitgebreider en ingewikkelder. Niet alleen dient het gehele productieproces levensgericht te zijn, ook het product zelf is gericht op leven. Het hierboven gebruikte plastic bakje wordt in de levensgerichte economie niet slechts met respect voor leven geproduceerd, het bakje zelf is ook de verantwoordelijkheid van de producent, gedeeld met de koper. Fabrikanten die complete verantwoordelijkheid nemen zijn een centraal onderdeel van de levensgerichte economie. Als zodanig kunnen verantwoordelijke fabrikanten ook worden beschouwd als aanjagers van de levensgerichte economie. Door de vele factoren en actoren in een productieproces, plus de aard van het product zelf, hebben fabrikanten – zeker gezamenlijk – een bijzonder grote invloed op de levensgerichtheid van een economie.

Overheden hebben in dit geheel bij uitstek een verbindende rol tussen industrie en burgers. Denk hierbij aan (overzien van) afvalinzameling, faciliteren van gezamenlijk overleg, informeren van burgers, signaleren van miscommunicatie en hiaten en het maken van duidelijke wet- en regelgeving.

Kennis en bewustzijn

Bewustzijn zou in een bredere betekenis ook kennis kunnen omvatten maar voor alle duidelijkheid benoem ik kennis als aparte factor. Dit geeft ruimte om bewustzijn iets beperkter te interpreteren, namelijk vooral in de betekenis van zelfkennis. Bewustzijn is in deze context vooral belangrijk voor het weten van behoeften. Kennis is noodzakelijk om recht te doen, om een compleet beeld te hebben van producten en productieprocessen, om energiezuinig- en efficiënt behoeften te kunnen vervullen en om de gebruikserfenis te kunnen controleren. Zowel kennis als bewustzijn zijn een vorm van ‘weten’. In de levensgerichte economie wordt deugdelijke en vrije informatievoorziening daarom gewaarborgd. Dit uit zich in een vrije pers, vrij toegankelijk internet, debat, afwezigheid van censuur en onderwijs dat leerlingen stimuleert om zowel anderen te vertrouwen als altijd kritisch te blijven. De levensgerichte economie is afhankelijk van beide: vanwege de complexiteit en verreikendheid van productie is samenwerking noodzakelijk om gericht te blijven op leven; helaas zijn er echter ook individuen die geen respect tonen voor leven of onverschillig zijn. Met zulke mensen kan niet samengewerkt worden om te bouwen aan een levensgerichte economie. Soms zullen individuen zelfs uitgesloten moeten worden van bepaalde economische processen om te voorkomen dat leven kapot wordt gemaakt. In de meest extreme gevallen kan (internationaal) strafrechtelijk worden ingegrepen maar dan is het leed al geschied. Beter is het om in een vroeg stadium risico’s van motieven te onderkennen en personen belemmeren kwaad te doen.

Het leveren van grondstoffen voor gifgas aan een discutabel regime is hiervan een voorbeeld. Niet iedereen in de productieketen kan hier weet van hebben maar bij twijfel is het in zo’n geval beter geen zaken te doen en zorgen te delen met autoriteiten. Een kritische houding kan helpen de juiste vragen te stellen wanneer getwijfeld wordt aan de motieven van een persoon of om onderzoek te (laten) doen naar het verleden of netwerk van deze persoon.

Een poging om burgers te helpen met meer bewustzijn te kopen heb ik hiervoor uiteengezet door twee vragen te formuleren onder het kopje ‘Behoeftegericht’. Het opdoen van kennis is, zeker gezien internet, geen moeilijke opgave, het opdoen van de juiste kennis is daarentegen niet altijd eenvoudig. Met ‘juist’ bedoel ik relevant voor het betreffende individu op dat moment. Ik ben van mening dat van een gemiddelde burger niet verwacht kan worden dat deze alle relevante kennis heeft of weet te vinden. Daarvoor is simpelweg teveel kennis. Des te belangrijker is het dat bedrijven en overheden, met specialistische informatie tot hun beschikking, te vertrouwen zijn en deze specialistische informatie delen met burgers. Daarmee bedoel ik uiteraard niet ‘het geheim van de kok’ maar wel bijvoorbeeld eventuele risico’s die het gebruik van een bepaald product met zich mee kan brengen.

‘Weten’ voor bedrijven heeft daarmee twee kanten: aan de ene kant behoren bedrijven in de levensgerichte economie te weten wat zij doen en wat hun invloed is, aan de andere kant is het aan bedrijven om specialistische kennis te delen met burgers en overheden. Het is aanbevelenswaardig voor bedrijven om onderzoekende en kritische mensen aan te nemen of in te huren. Kennis kan ‘spontaan’ ontstaan maar wordt veel vaker vergaard. Dat vereist niet alleen de juiste vaardigheden maar ook de juiste attitude. Ook confronterende kennis is nodig om levensgericht te blijven. Dat vereist een wil bij het bestuur om deze kennis te ontvangen én te gebruiken om slagvaardig te handelen. Confronterende kennis zal soms ook gedeeld moeten worden met burgers en de overheid. Dit vereist moed maar past bij een levensgerichte economie.

Bewustzijn in de betekenis van kennis over behoeften voor het bedrijf heb ik, net als bij burgers, behandeld onder het kopje ‘Behoeftegericht’.

Voor overheden geldt hetzelfde als voor bedrijven. Overheden moeten verstand van zaken hebben en daarbij ook relevante kennis delen met burgers. Net als voor bedrijven is het voor overheden te adviseren onderzoekende en kritische mensen in processen te betrekken.

Energiezuinig en -efficiënt

Omdat het gebruik van grondstoffen en energie altijd ergens een nadelige invloed heeft op de natuur en vaak ook voor mensen zelf, is het zaak dit tot een minimum te beperken. De mens mag nemen en gebruiken om te leven maar houdt ook rekening met de gevolgen voor het eigen leven, het leven van andere mensen, vee en meer algemeen de natuur. Onder energiezuinig en efficiënt kan ook de energie van mensen worden verstaan. In een levensgerichte economie is om dit alles energiezuinigheid en -efficiëntie nooit zelf een doel maar altijd een middel – om te leven.

Burgers kunnen veel energie (en geld) besparen door behoeftegericht te kopen. Zij kunnen nog meer energie (en geld) besparen door deze producten zo lang mogelijk te gebruiken of te verkopen wanneer zij het product niet langer nodig hebben. Zorgvuldig met producten omgaan kan in veel gevallen bijdragen aan de levensduur. Meer zelf doen en minder machines het werk laten doen, is een volgende energiezuinige mogelijkheid voor burgers. Reizen met vooral auto en vliegtuig is vreten
van energie – ongeacht de energiebron. Deze reismiddelen slechts dan gebruiken wanneer dit een behoefte vervult, kan een grote vermindering van energiegebruik opleveren. Als gezond persoon met de auto een brood halen bij de bakker terwijl het slechts een paar minuten fietsen is, is simpelweg uitzonderlijk energie-inefficiënt. Maatregelen om woningen energiezuinig te maken, moeten bijdragen aan de kwaliteit van leven. Wanneer maatregelen de levenskwaliteit kunnen verminderen, moet worden gezocht – geïnnoveerd – naar alternatieve passende oplossingen. Wat ik heb geschreven over de bereidheid te willen betalen voor een eerlijk geproduceerd product, geldt ook voor energiezuinigheid en -efficiëntie: betaal extra voor producten die lokaal geproduceerd zijn, leg wat bij voor apparatuur die efficiënter omgaat met energie. Wanneer een aankoop nodig of gewenst is, koop dan iets goeds – uiteraard voor zover het budget dat toelaat. Van iemand die moeite heeft de eindjes aan elkaar te knopen, kan niet verwacht worden dat deze de maximale prijs kan betalen voor goede producten. Een tegemoetkoming in de kosten voor noodzakelijke producten is voor deze groep wellicht nodig.

Voor bedrijven geldt: energiezuinig en -efficiënt houdt allereerst in dat alleen geproduceerd en verkocht wordt waar behoefte aan is. Dit sluit het produceren en aanhouden van voorraden niet uit. Energiezuinig en -efficiënt houdt ook in dat producten een zo lang mogelijke levenscyclus/ gebruiksduur hebben. Zoals eerder aangegeven, is zogenaamd planned obsolescence, geplande veroudering, géén onderdeel van de levensgerichte economie. Meer aandacht kan worden gegeven aan de mogelijkheid om apparatuur te repareren en langer te blijven gebruiken. Niet onbelangrijk: produceer zoveel mogelijk lokaal; haal niet van ver wat ook dichtbij te halen is. Energie kan verder worden bespaard door werknemers vaker te laten werken op (gedeelde) kantoorplekken dichter bij hen in de buurt, of thuis wanneer dat de voorkeur heeft. De huidige technologie biedt daarvoor geweldige ondersteuning. Vermindering van reistijd en vermijding van files draagt ook positief bij aan de lichamelijke en mentale energiebalans van werknemers. Op het gebied van productie is het zaak voor bedrijven om kwaliteit te leveren. Dit klinkt wellicht vanzelfsprekend maar is het absoluut niet. In een race naar steeds lagere prijzen wordt altijd ingeleverd op kwaliteit. Een zwaar competitieve markt kan in dit opzicht verstorend werken voor de optimalisatie van energie. Het is voor ondernemingen raadzaam om op tijd te overwegen de strategie te veranderen, te fuseren, een andere onderneming te kopen of de eigen onderneming te verkopen. Stoppen kan ook een energie-efficiënte overweging zijn. Faillissementen zijn per definitie een groot verlies van kapitaal en (mentale) energie. Het is belangrijk te zoeken naar productieprocessen die zo min mogelijk energie gebruiken. Evengoed is het belangrijk dat producten die zelf energie verbruiken dit zo efficiënt mogelijk doen. Het inkopen van goederen voor intern gebruik en koop van productiemiddelen kan energie-efficiënt zijn wanneer bedrijven zich bij aanschaf laten leiden door behoeftegerichtheid, zoals uitgelegd onder het kopje ‘Behoeftegericht’. De efficiëntie wordt verhoogd wanneer bedrijven hun inventaris zo lang mogelijk blijven gebruiken. Uiteraard moet dat wel passen binnen de activiteiten van het bedrijf. Een kwalitatief goed bureau kan jaren mee terwijl een machinepark soms vervangen moet worden om aan de vraag van de markt te blijven voldoen. Mogelijkheden om dit energie-efficiënter te doen zijn aanpassing van bestaande productielijnen in plaats van volledige vervanging of het doorverkopen aan bedrijven die niet genoodzaakt zijn (of zich genoodzaakt voelen) de laatste stand van techniek te gebruiken.

De taak van overheden is het coördineren en wettelijk vastleggen van maatregelen om energiezuinigheid en -efficiëntie in de maatschappij te waarborgen. Verder geldt veel van wat ik onder het kopje ‘Compleetheid’ heb geschreven: overheden kunnen overleg tussen verschillende (belangen)groepen faciliteren, informeren, miscommunicatie verhelpen en verbeterpunten
signaleren. Voor de bedrijfsvoering van overheden geldt één op één wat ook geldt voor bedrijven. Behoeftegericht inkopen, samen met een zo lang mogelijke gebruiksduur, verminderen de totale hoeveelheid benodigde energie. Ook slim werken met werknemers kan energie besparen. Bureaucratie moet levensgericht zijn en daarmee energiezuinig en -efficiënt. Bureaucratie die niet dienend is aan leven is een energievreter. Verder kan de overheid een sturende rol vervullen door vervoersbewegingen meer of anders te belasten en bedrijven te stimuleren productie te clusteren.

Gebruikserfenis

Van speciaal belang is aandacht voor wat ik noem de gebruikserfenis – datgene wat achter of over blijft na productie en gebruik van het product. De gebruikserfenis van een productieproces en een product zelf behoort eveneens tot een minimum beperkt te blijven en bij voorkeur nooit onomkeerbaar. In een levensgerichte economie wordt geen gif geloosd, gedumpt of weggemoffeld. Gebruikers worden accuraat en volledig op de hoogte gesteld van eventuele risico’s die verbonden kunnen zijn aan het gebruik van een bepaald product. Fabrikanten zijn, samen met de gebruiker, medeverantwoordelijk voor producten wanneer de levenscyclus voorbij is. Nieuwe technieken en (chemische) stoffen worden niet op de markt gebracht als er serieuze twijfels zijn bij de toxiciteit voor mens en milieu. Het verzwijgen van toxiciteit van producten kan strafrechtelijke gevolgen hebben. De gebruikserfenis is integraal onderdeel van alle kenmerken van de levensgerichte economie: rechtvaardigheid stopt niet bij de verkoop, de gebruikserfenis speelt een rol bij de vraag waar een persoon of organisatie werkelijk behoefte aan heeft, kennis voedt het inzicht, het gebruikseffect is van invloed op de energie-efficiëntie van een product, dit alles geeft daarmee een compleet beeld. Duidelijk moet zijn wat de gebruikserfenis is van een product en of die gebruikserfenis acceptabel is. Debat en uitwisseling van kennis zijn daarbij nodig.

De winning van grondstoffen in een dagbouwmijn is naar zijn aard een permanente aantasting van het landschap. Op zijn best kan de gebruikserfenis tot een minimum beperkt worden door zo min mogelijk grondstoffen te gebruiken en een mijn na sluiting te ontdoen van afval en terug te geven aan de natuur en/ of de maatschappij in de vorm van recreatie. Onomkeerbaar is de gebruikserfenis van zo’n mijn nooit. Ditzelfde geldt voor de daarvan geproduceerde producten of opgewekte energie.

Burgers kunnen de gebruikserfenis van een product meenemen in de beslissing om een product wel of niet te kopen. Ook kunnen burgers de gebruikserfenis van een product beïnvloeden door producten op de juiste manier te (laten) onderhouden en op verantwoorde wijze op te (laten) ruimen aan het einde van de levensduur.

Bedrijven dienen verantwoordelijkheid te nemen voor de gebruikserfenis van hun producten. Het nemen van verantwoordelijkheid is een vorm van rechtvaardigheid; andersom is het niet nemen van verantwoordelijkheid onrechtvaardig en mogelijk ‘aanklaagbaar’. De gebruikserfenis moet worden onderzocht vóór producten op de markt verschijnen. Bij schadelijke gebruikseffecten voldoen bedrijven in de levensgerichte economie niet alleen aan (minimale) wettelijke verplichtingen maar gaan zij actief het gesprek aan met specialisten en potentiële kopers. Doel is bij voorkeur het elimineren van schadelijke gebruikseffecten, wanneer dat niet mogelijk is het verminderen daarvan. In dit laatste geval kan het verstandig zijn om te overwegen het product niet meer te produceren en te verkopen, of alleen dan wanneer het als noodzakelijk wordt geacht. De gebruikserfenis ontstaat reeds bij de winning van grondstoffen. Ook hier geldt het nemen van verantwoordelijkheid als rechtvaardig en het niet nemen van verantwoordelijkheid als onrechtvaardig. In de levensgerichte economie zijn kinderarbeid, onveilige werkomstandigheden, discriminatie, onveilige opslag van radioactief afval, onnodig dierenleed en onnodige aantasting van de natuur géén onderdeel van de gebruikserfenis.

Voor overheden geldt vooral bij dit onderwerp dat juridisch handelen noodzakelijk is. De genoemde voorbeelden van onverantwoordelijkheden zijn stuk voor stuk een (ernstige) schending van respect voor leven, mensenrechten, (andere) internationale verdragen en vaak ook van lokale wetgeving. Een minder sterk aanwezig overheid bij de plaatsen delict is geen belemmering voor andere overheden om juridische consequenties te verbinden aan laakbaar handelen van ondernemingen. Mijn mening is dat daar waar het geld naartoe stroomt, ook de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid heen vloeien. Significante geldboetes zijn nodig om onrechtvaardig verkregen voordeel terug te geven aan uitgebuite arbeiders. Het vorderen van kosten wegens neveneffecten van productie of producten, bijvoorbeeld zorgkosten vanwege ernstige gezondheidsklachten, dient bij voorkeur door de overheid gedaan te worden. Bij zeer ernstige onrechtmatigheden is strafrechtelijk ingrijpen passend. Naast juridisch optreden is het een schone taak voor nationale overheden om internationaal samen te werken aan bestrijding van grensoverschrijdende misstanden. Het ondersteunen van een lokale overheid op een locatie waar veel incidenten worden gemeld, kan daarbij passen. Een stevig gesprek voeren met een bepaalde onderneming kan wellicht voldoende zijn om zaken aan te passen. Samen met bedrijven werken aan oplossingen kan ook onderdeel zijn van een strategie om de gebruikserfenis van productie en producten levensgericht te laten zijn.

 

Implicaties voor de praktijk

De levensgerichte economie moet gecreëerd worden; zij ontstaat niet vanzelf. Elke stap die levensgericht is, is een stap vooruit. Geen enkele reis is reeds voltooid bij aanvang en elke stap op de reis telt. Zo is het ook met de levensgerichte economie. De levensgerichte economie zoekt meer mens en minder materie. In de levensgerichte economie bestaat ware rijkdom niet uit steeds meer goederen maar of je tevreden bent met je leven. Spullen zijn ondersteunend. Dat wil niet zeggen dat spullen onbelangrijk zijn, integendeel: de spullen die worden gemaakt en aangeschaft in de levensgerichte economie zijn gewild. Bij een grotere nadruk op een tevreden gevoel en minder op de hoeveelheid spullen die iemand bezit, is het te verwachten dat de maakindustrie krimpt en de dienstensector groeit. Door grotere vraag naar producten met een goed ontwerp – functioneel en met een bepaalde vorm van schoonheid – blijft er een robuuste basis voor productie. Efficiënte productie vermindert het aantal transportbewegingen. Goed ontworpen producten maken onderhoud de moeite waard.  Ambachtelijke producten kunnen een rol spelen bij het vervullen van behoeften van kopers. Prijzen van producten in de levensgerichte economie zijn geen bodemprijzen maar eerlijke prijzen. Dieren voor vlees worden alleen dan geslacht, wanneer zij werkelijk opgegeten worden – in de levensgerichte economie geen schappen vol vlees met korting bij de supermarkt omdat de houdbaarheidsdatum verstrijkt. Verspilling is geen onderdeel van de levensgerichte economie. Optimalisatie juist weer wel. Deze optimalisatie is levensgericht. Dat betekent dat niet alleen productie geoptimaliseerd wordt, ook de gebruikswaarde van een product wordt geoptimaliseerd. Dit kan zorgen voor langduriger productieprocessen. Er zal meer tijd genomen worden om bewust te kopen en te verkopen. Optimalisatie zoekt ook het welzijn van werknemers. Gebouwen in de levensgerichte economie – ook industriegebouwen! – mogen mooi zijn en visueel een voldaan gevoel geven. Schoonheid kan zich ook uiten in eenvoud en functionaliteit.

 

Transitie

De overgang naar de levensgerichte economie is een al lopend proces. Rechtvaardigheid in de economie wordt gezocht, bevochten en gevonden, in ieder geval al sinds de abolitionisten pleitten tegen slavernij. In de moderne tijd vechten groepen mensen steeds weer opnieuw tegen moderne slavernij. Energiezuinigheid en -efficiëntie worden opgepakt in het kader van klimaatverandering. De gebruikserfenis van productie en producten heeft de aandacht van de hele wereld sinds de aantasting van de ozonlaag. Al deze ontwikkelingen zijn in gang gezet vanwege het gevoel van noodzaak om leven te beschermen. De levensgerichte economie voegt daar aan toe de bewuste gerichtheid op het vervullen van behoeftes in plaats van een consumptiemaatschappij met commerciële (pogingen tot) massabeïnvloeding. Het accent verschuift hiermee van protectie van leven tegen uitwassen van de economie naar leven als basis voor economische keuzes. Hier zit gelijk de grootste uitdaging voor een verdere overgang naar de levensgerichte economie: de bereidheid om koopgedrag te veranderen en productie daaraan aan te passen. Overheden zullen belastingstelsels moeten aanpassen. Complete machtsstructuren zijn gebouwd op de consumptiemaatschappij waardoor kopen en economische groei noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van macht. Het is goed als daar een breder debat over ontstaat. Een stabiele economie is te prefereren boven een heftig piekende economie waarin vaker wel dan niet bubbels zijn te vinden – met alle onrust die daarop volgt.

Bedrijven dienen steeds meer de aandacht te richten op producten voor langdurig gebruik. Initiatieven als Fairtrade edelmetalen kunnen breder omarmd worden. Meer lokale productie kan helpen om energie-efficiënter te produceren maar kan ook een kostprijsverhoging betekenen. Bedrijven kunnen met elkaar afspreken om bepaalde schadelijke of zorgelijke stoffen niet meer te gebruiken voor productie. Niet omdat zij gedwongen worden door een overheid maar volledig op eigen initiatief. De zorg voor producten die uiteindelijk afval worden, kunnen bedrijven zelf naar zich toe trekken. Dit soort industrieafspraken benodigt de levensgerichte houding die kenmerkend is voor de levensgerichte economie. Een ander aandachtspunt zal zijn een overgang van klantbeïnvloeding naar klantbinding. Bedrijven hebben klanten nodig maar de manier waarop (potentiële) klanten worden benaderd, kan met meer respect voor de waardigheid van het individu. Minder “Wat wil ik aan deze klant verkopen?” en meer “Waar heeft de klant behoefte aan?”

Het is aan kopers om met het koopgedrag te bepalen of bedrijven meer kunnen inzetten op verantwoorde productie van kwaliteitsgoederen. Hoewel een gemiddelde koper minder economische invloed heeft dan een onderneming, hebben alle kopers, of grote groepen kopers, een invloed die een verschil kan maken, helemaal als zij zich verenigen. Het is goed als individuele kopers beseffen dat eendracht werkelijk macht maakt. Een verdere uitbreiding van de levensgerichte economie is niet afhankelijk van enkelen of van ‘de ander’. Iedereen, hoe klein de economische invloed ook is, kan kiezen voor de levensgerichte economie. Elke stap vooruit telt mee, elke beslissing heeft een effect.

 

Conclusie

De materieel- en groeigerichte economie zoals wij die nu kennen, loopt tegen haar grenzen aan. Met een groeiende wereldbevolking, een geïnformeerde en mondige burger en talloze wereldomvattende milieuproblemen, moeten de verdeling van goederen en kapitaal en het economisch denken heroverwogen worden. De levensgerichte economie biedt een alternatief, zonder de fundamenten van de huidige (wereld) markteconomieën aan te tasten. Leven staat centraal in de levensgerichte economie: in de eerste plaats het leven van de mens, in de tweede plaats het leven van dieren en natuur. Wanneer de focus van kopers, producenten en overheden verschuift van groei en bezit naar levensgerichte aankopen en productie, kan een economie gerealiseerd worden waarin op ethische wijze efficiënt wordt voorzien in de levensbehoeften van de maatschappij, zonder excessen en grootschalige milieubelasting. Op deze manier kan stap voor stap gewerkt worden aan een rechtvaardige en duurzame economie, waarin burgers, bedrijven en overheden samen verantwoordelijkheid nemen voor elkaar, dieren en natuur. De levensgerichte economie biedt daarmee hoop en perspectief, en een theoretische grondslag waarop actief beleid gevoerd kan worden. Om de levensgerichte economie gestalte te geven, is gerichte actie nodig. Burgers, bedrijven en overheden hebben daarbij elk een taak.